Een overzicht van 50 jaar Toegepaste Informatica

Ontstaan

50 jaar geleden richtte de toenmalige hogeschool Sint-Lodewijk voor het eerst informaticavakken in. Begin jaren ‘60 werd al wel een hogeschoolopleiding Secretariaat-Moderne Talen (SMT) aangeboden, maar al snel bleek er nood aan meer opleidingen, onder andere informatica. Op dat moment hadden alleen banken, verzekeraars en enkele grote ondernemingen een computer en gekwalificeerd personeel was schaars. Schoolse opleidingen waren er niet en de roep om ‘het gat in de markt’ op te vullen klonk luid.

In september 1968 startte SMT een optie secretariaat-automatisering. Naast twintig uren secretariaatsvakken telde het lessenrooster twaalf uren informaticavakken. Praktijk was echter een probleem. De computers toen hadden weinig gemeen met die van vandaag. Data en instructies werden op kartonnen kaarten geponst, die machinaal werden ‘ingelezen’ en verwerkt.

De school deed voor elke compilatie een beroep op een extern servicebureau. A ratio van 1.600,- BEF (39,66 EUR – maar geïndexeerd zou dit vandaag 235,25 EUR zijn) was dat onhoudbaar. Uiteindelijk vond de school het kapitaal om zelf een computerzaal te bouwen en een Univac-kaartcomputer te huren, zo’n 90.000 BEF (of 2.231,- EUR – geactualiseerd 13.233,- EUR) per maand! Het was Kerstmis 1970.

De machine had één processor, 16 KB intern geheugen, een ponskaartlezer, een ponser en een printer. Ze draaide Assembler- en RPG-programma’s. In 1973 werd het geheugen verdubbeld tot 32 KB voor Cobol- en Fortran-programma’s. In 1977 kwam er schijfgeheugen bij en later ook nog een oude Honeywell-Bull met verwisselbare schijven.

In 1978 werd alles vervangen door een spiksplinternieuwe Sperry OS/80. Die kon al snel het werk op school niet meer aan. Leerkrachten moesten op zondagavond pakjes kaarten inlezen voor de volgende werkweek. Een heuse mainframe, een Univac-1100 bracht soelaas. Tegen 1986 liepen de onderhoudskosten echter zo hoog op, dat de school het over een andere boeg gooide met een UNIX 5090 die 32 terminals bediende.

Toen in 1981 het pc-tijdperk aanbrak, leerden de studenten DOS, Pascal en Office-pakketten, waaronder Dbase IV en Lotus, op allerlei ‘witte producten’. Met de grafische-omgeving schoof men door naar Windows, Excel en SQL in het eerste jaar. Met de opkomst van de ‘client-server’- omgeving werd in 1992 de eerste netwerkklas in gebruik genomen onder Novell, en kon men van start gaan met C++, Oracle, Progress en de ‘casetool’ SDW.

In de zomer van 1994 werd de oude computerzaal volledig vernieuwd. Vanuit zijn ‘client’ met kleurenscherm kon de student alle applicaties op de servers (NT/AS, UNIX, Novell en AS400) gebruiken. De Novell-server werd vervangen door meerdere NT-servers, de oude pc’s (met 386 of 486 processor) door nieuwe (met Pentium processor).

De komst van het internet bleek een revolutie. Vakken als HTML en Javascript werden aan het curriculum toegevoegd. Naarmate dit softwareplatform groeide, werd Java gedoceerd in het derde jaar, daarna ook in het tweede en nu eveneens in het eerste jaar. Cobol viel volledig weg.

Fusie

In 1995 fuseerden dertien hogescholen tot de Karel de Grote Hogeschool, en zo versmolten Sint-Lodewijk en Sint-Eligius tot één departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde. Toegepaste Informatica telde toen meer dan vijfhonderd studenten over de drie jaar. De praktijklokalen van de Lombardenvest verhuisden naar de kelder van het Rubens-center. Lectoren droegen zelf de computers en schermen naar de nieuwe klassen.

De reorganisatie van het hoger onderwijs beperkte het aantal afstudeerrichtingen van de verschillende opleidingen. Voor Toegepaste Informatica werden de volgende afstudeerrichtingen vastgelegd: applicatieontwikkeling, systeem- en netwerkbeheer en softwaremanagement.

Vinger aan de pols

Deze drie afstudeerrichtingen bestaan vandaag nog steeds. Natuurlijk evolueert de inhoud van de vakken en ook de vakken zelf doorlopen een ‘levenscyclus’. Een nieuw vak wordt ‘geboren’ als keuzevak voor de derdejaarsstudenten. Wanneer het vak slechts een tijdelijke hype blijkt te zijn, verdwijnt het keuzevak samen met de hype. Wanneer het echter in de ogen van de bedrijven een onmisbaar onderdeel van de opleiding van een informaticus vormt, evolueert het keuzevak naar een verplicht vak. Meestal eerst in een specifieke afstudeerrichting om eventueel later door te schuiven naar een verplicht vak voor alle TI studenten.

Wanneer een vak zijn relevantie verliest, vervelt het via een gewijzigde vakinhoud (bv. het vak statistiek vervelde tot data science via data analyse) of verdwijnt het uit het curriculum. Door allerlei initiatieven, waaronder een jaarlijks contactmoment on campus, wordt zo de vinger aan de pols van de bedrijfswereld gehouden.

Onderwijsontwikkelingen

Ondertussen kende ook het onderwijslandschap heel wat ontwikkelingen, met onder meer projectgestuurd en probleemgestuurd onderwijs, groepswerk, enzovoort. Andere evaluatievormen vonden ingang: co-assessment, peer-assessment, self-assessment, portfolio, permanente evaluatie, take home-examens, vak- en integratieprojecten, high impact learning (HILL) …

Sinds 1996 doen de derdejaarsstudenten bedrijfservaring op tijdens een projectstage. Zij werken in een bedrijf een volledig project uit, van de analyse tot de technische ingebruikname. Met de flexibilisering van het hoger onderwijs is het onderwijstraject voor de individuele student gepersonaliseerd. Wie niet slaagt voor een bepaald vak, kan dit meenemen naar een volgend academiejaar.

Eind jaren ‘90 koos KdG voor een elektronische leeromgeving om haar onderwijsprocessen te ondersteunen. Vooral Toegepaste Informatica zag hier mogelijkheden in, en heel wat cursusmateriaal, opdrachten, toetsen, examens, discussieruimtes en elektronische werkgroepen groeiden rond deze elektronische leeromgeving.

Vanaf 2004 liet de opleiding de derdejaarsstudenten op vrijwillige basis theorie- en praktijklessen volgen met hun eigen laptops. Drie jaar later werd de laptop een verplicht instrument van de informaticastudent.

Sinds 2013 wordt de opleiding Toegepaste Informatica ook aangeboden aan studenten die al een baan hebben. In een blended flextraject, een mix van leer- en begeleidingsvormen, bepaalt de student zelf het tempo. De blended student oefent de meeste leerstof online in, waar en wanneer het voor hem of haar uitkomt. Wekelijks ontmoeten de blended studenten elkaar en de docenten in een avondles, de ene keer online, dan weer op de campus.

In de eerste jaren liep het blended leertraject parallel met het leertraject van de reguliere studenten, alleen werd het traject over meer jaren gespreid. Na een paar jaren werd vastgesteld dat niet alle werkende studenten het volledige opleidingstraject wensen te volgen. Het opleidingstraject werd daarom opgedeeld in microdegrees (µ-degree). Een microdegree is een afgebakend en samenhangend geheel van leerstof. Hoeveel µ-degrees een blended student kan combineren, hangt af van de beschikbare tijd en de vooropgestelde doelstelling.

Door de constante en snelle evoluties in de wereld rondom ons en in de bedrijfswereld, worden ook andere pistes zoals het aanbieden van de TI-opleiding niet alleen in het Nederlands, maar ook in een andere taal, overwogen. Momenteel liggen de plannen op tafel om alle vakken ook in het Engels te doceren vanaf het academiejaar 2020-2021.

Vandaag zijn de ponskaarten een vage herinnering – toch bij enkele docenten – en zijn IT-onderwerpen zoals big data, block chain, containers, micro-services, devops, functional programming maar vooral Artificiële Intelligentie ‘the talk of the town’. Wat het morgen wordt? Geen idee, maar we kijken er bij TI alvast leergierig naar uit!