Hiaten in de kennisbasis voor de brede basiszorg en verhoogde zorg

Om kennishiaten in de literatuur en kennisnoden in het werkveld m.b.t. effectieve klaspraktijken binnen de brede basiszorg (BBZ) en verhoogde zorg (VZ) te identificeren en te linken aan elkaar, gebruiken we in chronologische volgorde en met oog op datatriangulatie: een literatuurstudie (fase 1, Booth et al., 2021), bevraging (fase 2) en Delphi-studie (fase 3, Hsu & Sandford, 2007). We duiken zowel in praktijkpublicaties als wetenschappelijke literatuur en gebruiken thematische analyses om de bronnen (literatuurstudie) te analyseren. Hieruit halen we kennishiaten. Voor de bevraging en Delphi-studie (open vragen) hanteren we kwalitatieve analyses waarbij we codeerschema’s gebruiken om tot beschrijvende resultaten te komen. Via de bevraging bekomen we kennisnoden, en via de Delphi-studie maken we een integratie tussen de bekomen kennisnoden en kennishiaten, met prioritering. In de bevraging en Delphi-studie betrekken we gericht 30 experten, die alle schoolpersoneelsleden vertegenwoordigen in gewoon het basis- en secundair onderwijs, aangevuld met pedagogisch begeleiders en ondersteuners. De resultaten bundelen we in een wetenschappelijk rapport.

Onderzoeksvragen

Het onderzoek focust op het identificeren van kennisnoden en -hiaten over effectieve klaspraktijken voor de brede basiszorg (BBZ) en verhoogde zorg (VZ) in het leerplichtonderwijs en op het meer toegankelijk maken van de reeds beschikbare kennis over BBZ en VZ. Onze leidende onderzoeksvragen hierbij zijn (1) welke kennishiaten we in de literatuur identificeren die ook ervaren worden als een kennisnood in de praktijk en (2) welke beschikbare kennis over BBZ en VZ is er reeds? 

Methodiek

We ontwikkelden hiertoe een rastermodel (zie figuur hieronder) met vier categorieën: 

1. Waar heeft de literatuur geen antwoord op (kennishiaat) én waar is een kennisnood in het onderwijsveld.
2. Wat weten we dat werkt uit de literatuur (beschikbare kennis), maar is niet gekend in het onderwijsveld.
3. Wat weten we dat werkt uit literatuur (beschikbare kennis) én is gekend in het onderwijsveld (parate kennis).
4. Waar heeft het onderwijsveld een antwoord op (parate kennis), maar is in de literatuur geen ondersteunend onderzoek rond te vinden (kennishiaat). 

Om de kennisnoden en -hiaten, evenals beschikbare en parate kennis, te identificeren doen we een literatuurstudie (fase 1), een bevraging (fase 2), en een Delphi-studie (fase 3).